Weekend, vakantie of crisis?
Ineens gaat het er veel over bij ons thuis. Omdat de training is gestart en mijn man en ik huiswerk hebben gekregen van de pleegzorgorganisatie. Ze willen zorgen voor een goede match en daarom moeten we veel informatie delen. Ik begin vol goede moed aan de 60 pagina’s met vragen. In wat voor gezinnen zijn mijn man en ik opgegroeid? Wat motiveert ons om een kind van een ander in huis te nemen? Welk type pleegzorg heeft onze voorkeur? Kort, lang, weekend, vakantie of crisis? Of we onze manier van opvoeden willen beschrijven? En wat vinden onze kinderen er eigenlijk van?
Ik wil het niet!
’s Avonds aan tafel bespreken we onze pleegzorgplannen wat verder met onze kinderen. Na een tijdje zegt zoon Morris van 5 vrij pertinent dat hij het niet wil, een pleegkind in huis. Als ik doorvraag lepelt hij in zijn vla en kijkt me gepijnigd aan. Dan moet hij huilen en roept: ‘Ik wil het gewoon niet!’ Omdat het de eerste keer is dat hij zich verzet, ben ik verbaasd. Meteen daarna realiseer ik me dat het dichterbij komt en dat voelt hij. Wat er gebeurt, vindt hij eng. Dus blijven we rustig. Dan ineens, uit zichzelf, zegt hij: ‘Ik ben bang dat jullie meer van het pleegkind gaan houden, dan van mij!' Zoekend naar woorden kijkt hij zijn grote zus aan. ‘En dat jij die ander dan schattiger vindt en niet meer met mij wil spelen!’
Genoeg liefde
Geraakt trek ik onze kleine man op schoot. Terwijl ik hem over zijn rug aai, vertel ik dat het zo niet werkt. Dat er genoeg liefde is. Dat zijn plek in ons hart door niemand, maar dan ook niemand kan worden ingepikt. Op dat moment zegt mijn wijze dochter van 8 dwars door alle emotie heen: ‘Ja, Morris en vergeet niet dat het kindje wel ergens moet wonen.' Morris zucht en zegt: ‘Dat is waar. Ok, dan vind ik het toch wel goed.’